Contextuele therapie
Wie ben je?
Je bent het kleinkind van je grootouders en het kind van je ouders, die je deelt met eventuele broers en/of zussen.
Je bent de vader of moeder van je kinderen en de partner van je man of vrouw.
Met al deze mensen heb je een bepaalde band, een band waardoor je wordt gevormd en beïnvloed. Een mens staat dus nooit op zichzelf. Wie je bent, wordt voor een groot deel bepaald door de mensen om je heen: je “context”.
Contextuele therapie werkt niet (onmiddellijk) symptoomgericht, maar focust zich op de relationele aspecten van de mens.
De contextuele therapie is ontwikkeld door prof. dr. Iván Böszörményi-Nagy, een Hongaars-Amerikaanse psychiater en therapeut. Hij zag dat niet alleen de waarde van het individu belangrijk is, maar vooral ook de relationele intermenselijke relaties van het individu, met name op basis van bloedverwantschap.
Contextuele therapie wordt daarom ook wel ‘intergenerationele therapie’ genoemd.
Een voorbeeld:
Als iemand depressief is, wordt vaak veel aandacht besteed aan de depressie zelf. De depressie kan echter bekeken worden als een symptoom, dat zich bijvoorbeeld heeft gemanifesteerd omdat de persoon in kwestie niet voldoende in staat is om zijn grens te stellen in de relaties met anderen. De contextueel therapeut focust zich op de relationele aspecten.
De dimensie van de relationele ethiek
Specifiek in het contextueel werken is de dimensie van de ‘relationele ethiek’. Hier spelen relationele gegevens als loyaliteit, rechtvaardigheid en betrouwbaarheid in relaties een belangrijke rol.
De contextueel therapeut houdt doorlopend rekening met het familiale netwerk rondom de cliënt, zelfs als de cliënt individueel wordt behandeld.
Het doel van contextuele therapie is te zorgen voor een goede balans tussen geven en nemen. Zo leert een cliënt (weer) leven in plaats van ‘overleven’ en zijn leven te leiden i.p.v. te ‘lijden’.